Bätz-orgel

De kleinste van de drie orgels in de H. Nicolaaskerk is het Bätz-orgel.

Het Bätz-orgel is in 1777 gebouwd door Gideon Bätz en was oorspronkelijk bedoeld als huisorgel voor J.H. Tissel uit Amsterdam. Na een aantal jaren particulier bezit te zijn geweest, heeft het orgel op verschillende plekken in Nederland gestaan. Onder andere in kerken in Beverwijk, Medemblik en Heemstede.

In 1964 werd het orgel voor het eerst in deze (toen nog Hervormde) kerk geplaatst, op de plek waar nu de Maria Kapel is. Na het sluiten van de kerk in 1971 werd het instrument verplaatst naar de Gereformeerde Singelkerk, vervolgens verhuisde het twee jaar later naar de trouwzaal van het voormalig stadhuis aan de Kaasmarkt. In de periode dat het orgel daar stond werd het nauwelijks nog bespeeld. Sinds 2003, gelijktijdig met de ingebruikname van het Garrelsorgel, is het Bätz-orgel weer terug in deze kerk.

Het Bätz-orgel kenmerkt zich door een fraaie intieme klank, en heeft ongeveer 335 pijpen.